Tutaonana tena baadaye Sumve

27 februari 2020 - Arusha, Tanzania

Dat was hem dan, ons coschap in Sumve zit erop. De afgelopen anderhalve week was er een van genieten, helaas afscheid nemen, een geweldige ervaring om drie dagen met een propellervliegtuigje naar Maasai stammen te vliegen en plannen maken voor de komende weken reizen om vervolgens daar weer naar uit te kijken. Bovenal was het een week waarin we zagen hoeveel wij eigenlijk al van Tanzania hebben geleerd, vergeleken met andere reizigers die er in Arusha, in tegenstelling tot Mwanza, wel zijn, maar ook een week waarin we de enorme verschillen tussen arm en rijk in het land konden ervaren.

Voordat het verhaal losbarst, een korte lijst van de vele dingen die ik uit Sumve ga missen, en zelfs al een beetje mis.

  • Mama Fausta, haar moeder mama Helena en haar twee lieve, brave kinderen die ons water en cola kochten en langs brachten.
  • Relaxt ochtenden waarbij we in tien seconden naar de poort van het ziekenhuis lopen voor de overdracht en erna nog even terug kunnen voor een kopje thee.
  • Sjirpende vogels bij het wakker worden, slapengaan en in de namiddag. En herrie makende (KAAKAAAAAA) enorme vogels die over ons dak en in de tuin lopen en waarvan niemand ons de naam kan vertellen.
  • Heerlijk, net iets te kort, tweepersoonsbed met fijne klamboe.
  • Half afhangende gordijn waardoor ik vanuit mijn bed kan zien of het al tijd is om op te staan.
  • Lieve mensen van Sumve en Mwanza die je altijd overal welkom heten en het leuk vinden om met je over onzin te praten onder iets van je te willen.
  • Hobbelige, racende busritjes van en naar Mwanza met de gezellige mensen in de bus en de lieve kinderen op schoot. Daarbij ook het thuiskomen in Sumve na de lange rit.
  • Prachtige omgeving om hard te lopen (en rond te rijden). Zelfs jij, vervloekte laatste kilometer bergopwaarts naar huis, door het mulle zand. Zelfs de kortste hardloopafstanden maakte jij zwaar.
  • Op de veranda lunchen met chapati's en vers brood van mama Fausta met Nutella en banaan of met avocado en gekookt ei met peper.
  • Kindjes in onze tuin die soms ook irritant waren, maar de enorme blijheid als we wel sticker of ballon maakte dat vaak wel goed. Nooit zal ik vergeten hoe bang jullie van me waren toen ik ''Nenda (ga weg)'' en ''Piga polisi (politie bellen)'' riep en hoe grappig dat was.
  • Cola bila sukari na het hardlopen.
  • (Ijs)koude douche.
  • Salamandertjes op de muren van de woonkamer.

Maandag 17 februari begon onze laatste week in het ziekenhuis. De overdracht van het weekend duurde zoals normaal wat langer maar het achtergrondgeluid waren ditmaal geen loeiende koeien maar luid miauwende katten. Davids vrouw Olivia was nog steeds zwanger, maar toch werd hij in het Kiswahili gefeliciteerd, vreemd. Na de overdracht vroeg ik of hij me wilde helpen nieuw internet op mijn mobiel e zetten, en toen kwam de aap uit de mouw dat hij vader was geworden dit weekend! Gabriël heet hun zoontje. Het is als man hier ondenkbaar om bij de bevalling te zijn, je stuurt je vrouw naar de verloskundige en een aantal uren laten is er gewoon een kind. David vertelde later toen ik met hem het dorp in ging dat hij wel bij de bevalling was en dr. Edwin ook keek of alles goed ging, toch wel zo aardig. Na de overdracht wilden we nog wat goede foto's maken met mama Fausta en Kwabi. Dat hebben we al eerder een aantal keer geprobeerd, maar telkens hadden we een fotograaf die zijn vinger of een ander voorwerp voor de lens hield.
We deden de kinderafdeling en wilden ook nog naar de andere afdelingen maar die waren al door de andere dokters gedaan. Dus een lange lunch en tijd om mijn boek over een tropenarts in Congo uit te lezen (Afrika is besmettelijk van Steven van de Vijver, zeker een aanrader). Normaal gesproken ben ik meestal nog wel wat woordjes Kiswahili aan het oefenen, maar eerlijk gezegd kan ik me er de laatste week niet meer zo toe zetten. Bovendien is het niet zo erg meer nodig en kan ik mezelf meestal wel in een steenkolen combinatie van Kiswahili en Engels duidelijk maken.

Met de lunch gaven we ook ons cadeau aan mama Fausta. Ze heeft zoveel voor ons gedaan, en met name voor ons feest heel hard gewerkt. Bovendien is het een goudeerlijke, vrolijke vrouw die naast het werk bij ons ook op het land werkt. Toen we enkele weken geleden zeiden dat we een nuttig cadeau voor haar wilden kopen en vroegen wat ze nodig had of fijn vond, zei ze verlegen "Heel misschien een smartphone als dat niet te duur is, anders iets anders." In Rwanda hebben we een redelijk simpele smartphone gekocht, zodat we zeker wisten dat hij niet nep was zoals in Mwanza het geval zou kunnen zijn. Mama Fausta kon het bijna niet geloven, volgens mij had ze er niet meer op gerekend. Ze had de tranen in haar ogen en zei meerdere keren dat ze het aan mama Helena ging laten zien en aan haar vriendinnen. Zingend liep ze naar huis.
's Middags had ik met David afgesproken om me bij die ene telefoonwinkel in Sumve te helpen met het installeren van nieuw internet. Vervolgens liet ik wat foto's van ons met Fausta en Kwabi afdrukken bij die ene 'printshop'. Deze gaan in een lijstje aan de muur in de gang waar ook vele vorige coassistenten te bekijken zijn. Ik kocht er nog wat extra om aan Fausta en Kwabi te geven. Vervolgens videobelden we met Jelle en Resa, zij worden over twee weken onze opvolgers. Omdat we vanwege Flying Medical Service dan in Arusha zitten kunnen we geen fysieke overdracht doen. De artsen hier hebben weinig tijd om je in te werken namelijk. Gelukkig is er een uitgebreid overdrachtsdocument voor de coassistenten en spreekt het meeste voor zich. Toen we aan het bellen waren, het huis en het ziekenhuis lieten zien en van alles uitlegden, werden we meteen weer enthousiast over alles wat we hebben beleefd en wat hen nog te wachten staat. Na dit gesprek was het al best laat dus hardlopen zat er niet meer in.

Dinsdag was het best druk, sowieso wordt het wat drukker in het ziekenhuis nu. Er waren meer kinderen. Ik deed de mannenafdeling en Dieuwertje de vrouwenafdeling. Hier waren we beide best lang mee bezig want er lagen wat puzzeltjes. Bij mij was één jongen van twaalf jaar met suikerziekte weer terug. Vorige week was hij met veel te hoge en gevaarlijke suikerwaarden maar huis gegaan want zijn familie wilde niet meer betalen. Nu kunnen we zijn waarden nog steeds niet onder controle krijgen helaas. Op de vrouwenafdeling lag en vrouw met een anemie (bloedarmoede) met een Hb van 1.3 vertelde Dieuw. Dat is echt niet normaal laag, ik heb nog nooit zo'n laag Hb gezien, terwijl er hier al veel schokkende waardes voorbij zijn gekomen. Ze had dringend een bloedtransfusie nodig. Alleen was er weer geen bloed in de bloedbank. Volgens mij heb ik het al eerder geschreven, maar het aanvullen van bloed door familieleden van patiënten lijkt toch niet echt te gebeuren. Deze vrouw had ook nog eens bloedgroep O+ die vaak fijn is omdat het als universele donor groep kan werken voor alle andere bloedgroepen, maar vervelend is als je bloed moet ontvangen, dat kan alleen van haar zelfde bloedgroep. Gelukkig heb ik dezelfde bloedgroep dus kon ik haar in ieder geval voor vandaag een beetje helpen, maar ze heeft wel meer bloedtransfusies nodig dan alleen van mij. Ik had zelf geen super hoog Hb (ik denk vanwege mijn bijna vegetarische dieet zonder vleesvervanging hier), maar wel voldoende om bloed te doneren. Dus hup de dikke naald erin en het liep echt als een tierelier de zak in. Veel sneller dan het in Nederland bij de bloedbank inloopt haha, het werd al mzungu (blanken) bloed genoemd, omdat blanken altijd haast hebben. Nu maar hopen dat ze er iets aan heeft. Hierna liepen we nog langs de afdelingen maar het bleef rustig, de artsen waren druk dus we besloten morgen de rest te overleggen. Thuis studeerden we wat en genoten van de zon, het was behoorlijk heet. Mama Fausta was nog steeds superblij met haar cadeautje haha. We gingen nog hardlopen, alleen vanwege de hitte, de afgelopen week met wat minder trainen en natuurlijk het bloed doneren ging het een stuk minder goed en kon ik niet zo ver. Toch probeerde ik te genieten, het was immers de één na laatste keer dat ik hier kon hardlopen. Toen ik terugkwam stond mama Fausta heerlijke gehaktballetjes te maken, om mijn Hb weer wat te verbeteren. We aten dit met een soort spinazie en pasta met pastasaus, heerlijk! Daarna zoals gebruikelijk ons theetje. Ook tellen we elke avond nauwkeurig de blokjes chocolade af, omdat we die moeten inslaan in de stad en bedenken hoe lang we er mee kunnen doen. Meestal kunnen we elke avond twee kleine blokjes per persoon eten, vaak ons enige snoepgoed van de dag (naast het heerlijke brood). Nu het onze laatste week is kunnen we meer van de reep eten, vijf blokjes per persoon per avond, toen we ons dat realiseerden waren we zo blij als de kindjes hier blij zijn met een sticker.

Woensdag is er eigenlijk altijd een presentatie om half acht. Echter hadden we een sms’je van Edwin dat ze de presentatie zouden overslaan en om acht uur een operatie zouden doen. We hadden hem namelijk gevraagd het ons te laten weten als er een operatie is, de dokters vergeten dat soms nogal eens te zeggen. Om acht uur stonden we omgekleed bij de donkere operatiekamer. Om kwart over acht belde ik Edwin want er was nog niemand. Hij vertelde dat hij een zware nachtdienst had gehad maar dat ze eraan kwamen. Uiteindelijk begon Dieuw vast met de rondes op de kinderafdeling want daar was het nogal druk. De spoedoperatie die als eerste moest kon niet doorgaan want de juiste buis voor de intubatie (voor de anesthesie) van de patiënt was er niet. Er stonden wel wee kinderen op het programma, dus om half elf begonnen we eindelijk. Na de eerste operatie (we dachten een liesbreuk, het bleek een hydrocèle) zocht ik Dieuwertje om snel te helpen met wat administratie. Het is deze week, precies onze laatste week, best wel druk in het ziekenhuis dus er moest best wat gedaan worden. Hierna snel lunchen, maar voor we thuis waren werd ik al door dr. Edwin gebeld dat de volgende operatie op het punt stond te beginnen. Snel een snede brood gegeten en we gingen weer terug. Op de vrouwenafdeling was nog geen visite gelopen dus Dieuwertje ging als held die ze is ook daarlangs. We hadden best gewild dat dit drukke leven eerder was begonnen haha. Beide operaties waren leuk om te zien en gingen goed. Hierna liepen we naar het dorp voor wat groenten en internet voor Dieuwertje. Edwin zou met bellen voor de meest interessante operatie waarvoor we op het buisje moesten wachten. Hij belde echter niet dus we gingen krachtoefeningen doen en eten. Vervolgens kreeg ik wel een sms’je dat de operatie begon, maar ik had niet zoveel zin in een nachtdienst. Edwin appte na de operatie dat hij kapot was. Het was een moeilijke operatie en Edwins zevende operatie in de afgelopen 36 uur!!! Zelfs in Nederland zou een chirurg dat niet kunnen op zo weinig slaap. Mijn bewondering voor de artsen hier werd nog groter.

Donderdag deden weer de kinderafdeling samen en de mannen- en vrouwenafdeling apart. Eén ziek jongetje wilden we heel graag doorverwijzen, maar zijn ouders hadden al aangegeven het geld voor het vervoer, laat staan voor de behandeling niet te hebben. Toen we aanboden het vervoer te betalen zeiden ze dan wel naar Mwanza te gaan, nu maar hopen staat ook echt gebeurt. We waren best vroeg klaar en haalden onze officiële formulieren op bij dr. Geofrey.
Ook gingen we op kraambezoek bij David en Olivia. Ons gehele coschap was het en race tegen de klok of de kleine (Gabriël) op tijd vóór ons vertrek zou komen. En jahoor, hij toonde toch wat mzungu-haast. Hierna deden we nog wat boodschappen voor het avondeten. Het was de laatste keer boodschappen doen in Sumve bij 'ons' vrouwtje. Ook kwamen we opeens allemaal mensen tegen in het dorp waar we vast gedag tegen konden zeggen. Het was echt super warm maar we wilden toch op tijd hardlopen want mama Fausta en mama Helena kwamen eten vanavond. De laatste keer hardlopen ging daarom wederom best slecht, maar ik wilde mijn laatste avond in Sumve er niet door laten verpesten en probeerde zoveel mogelijk in me op te nemen en te onthouden. De laatste keer manoeuvreren langs alle koeien op de weg en zwaaien en gedag zeggen tegen iedereen die je tegenkomt en die aan het is werk op het land, of die je op de fiets, brommer of te voet passeert. Dan draai je op een gegeven moment om om dezelfde weg terug te lopen en zie je verderop Sumve en de herkenbare telefoonmast op de heuvel liggen, afgezet tegen een strakblauwe lucht die je in verschillende heldere en donkere kleuren hier hebt gezien de afgelopen maanden, en probeer je de vele geuren en geluiden van het dagelijks leven ook in je geheugen te griffen. Die verrekte laatste kilometer bergop door het mulle zand, wat heb ik die vaak gehaat, ook vanavond was hij zwaar, maar ik wilde me niet laten kennen. De kinderen die "mzungu, mzungu" roepen en half meerennen, zijn voor de laatste keer de supporters die me zo vaak een extra zetje gaven om door te lopen. Bij aankomst maakt het me niet uit dat de kinderen me volgen en al om ballonnen vragen voor ik een slok water heb kunnen drinken. Ik geef ze allemaal een sticker en stap voor het laatst onder de heerlijke, ijskoude douche met de lichte geur van terugdrijvende drollen in de wc op achtergrond, ik merk het eigenlijk al niet meer. Daarna ga ik koken en komt Dieuw ook terug. We maken groenten met pasta. Mama Makanza komt de laatste spulletjes brengen die ik heb laten maken en we nemen ook van haar afscheid. Mama Fausta en mama Helena zijn natuurlijk wat te laat. Ze kijken wat onwennig naar de spaghetti dus Dieuwertje schept maar voor ze op. Ze vinden het lekker maar lastig te eten, mama Fausta besluit het te eten zoals ze alles hier eten; met de handen als natuurlijke vork. Mama Helena vertelt meerdere keren hoe enthousiast mama Fausta over ons is, en dat ze bijna moest huilen toen ze aan mama Helena de smartphone liet zien. Wij zijn alleen maar blij met al het werk dat ze heeft gedaan en de gezelligheid die ze bracht. We maakten wat foto's met haar nieuwe mobiel en namen toen afscheid van mama Helena.

Op onze laatste dag deelden we tijdens de ronde op de kinderafdeling stickers uit. Eén baby vond het lekker om erop te kauwen, maar toen hij bijna stikte haalde zijn moeder het toch maar uit de mond. Voor de laatste keer lachten we met alle moeders, op en bankje hun kinderen de borst gevend te wachten op hun beurt, om de kinderen die ons eng vonden of juist naar mijn haar grepen. Moeders die elkaar helpen, voor elkaar vertalen als ze geen Kiswahili kunnen, de volle patiëntkamers schoonmaken (dat doen de verpleegkundigen niet) en bijna altijd vriendelijk en dankbaar zijn, heerlijk om te zien. Er was één lethargisch meisje met ernstige malaria en hoge koorts, we startten extra antibiotica en verlengden de antimalariamedicatie. Vervolgens deed ik de mannenafdeling en Dieuwertje de vrouwenafdeling. Ondertussen deelden we onze laatste voorraad pennen uit aan de ziekenhuismedewerkers, die allen zo blij als een kind waren met hun cadeautje (pennen gekregen van mijn lieve familie, in Tanzania kennen ze nu ook het Westland). De patiënt op de mannenafdeling met de ernstige voetwond, die er bijna net zo lang heeft gelegen als ons coschap duurde, vertelde dat hij naar huis ging, precies op onze laatste dag. Hij kan de opname niet meer betalen en wil geen antibiotica meer innemen, ondanks de infectie ie er weer zit. Hij gelooft niet meer dat het voldoende helpt. Ondanks mijn uitleg en die van de twee verpleegkundigen. Ik geef hem toch maar en cadeautje en weet hem nog wel te overtuigen om over één week ter controle terug te komen. Een andere patiënt die lang opgenomen heeft gelegen en vandaag met ontslag zou gaan, is nu weer zieker en stuur ik dus niet naar huis. Hij vindt het jammer dat ik wegga, ik kon best leuk met hem grappen. Verder zijn er drie patiënten, twee ernstig verzwakt met HIV, waar we niks meer voor kunnen doen en die naar huis gaan. De twee HIV-patiënten zullen snel overlijden verwacht ik, de jongste veertig jaar. Zijn oude moeder vertelt dat niemand bij hem langs komt en zij de enige is die hem te eten geeft. Vreugde, dankbaarheid en verdriet liggen vandaag extra dicht bij elkaar. We lunchen de laatste chapati's van mama Fausta's hand, ik zit nog een half uurtje op de veranda in de zon te genieten van de geuren en geluiden en gaan dan in normale kleding terug naar het ziekenhuis om iedereen gedag te zeggen. Zeker het afscheid van David en dr. Edwin is jammer. David zien we nogmaals op de kinderafdeling en we grappen nog wat over Dieuwertjes Kiswahili. Dan zien we een moeder huilen en zien we pas dat het meisje met de ernstige malaria is overleden. Wederom zijn we niet op de hoogte gebracht, ook al hebben we het maximale binnen het kunnen hier ingezet. Dit is ons eerste kindje dat in het ziekenhuis hier overleden is. Het lijkt of het de verpleegkundigen niet zoveel uitmaakt, hoewel ze natuurlijk ook druk zijn. Niemand is bij de moeder om haar te ondersteunen. Na drie maanden vallen de enorme verschillen nog steeds op, dat zal ook na één jaar verblijf hier niet veranderen. Omdat doodgaan hier 'normaler' en meer onderdeel van het leven lijkt, lijkt het ook of men er in het ziekenhuis minder bij stilstaat. We voelen ons een stuk leger als we het ziekenhuis verlaten.
Dan kan het grote inpakken beginnen, het past net zo goed als de heenreis, niet dus. De pennen, operatiemutsen, operatiemaskers en handenalcohol hebben plaats gemaakt voor spullen die mama Makanza heeft genaaid. Daarbij is het ook nog bloedje heet en wil ik niet weg hier. Mama Fausta komt langs om de deur op slot te doen. We dansen nog een laatste keer op Tanzaniaanse muziek op de veranda en mama Fausta kijkt lachend toe. Wanneer Sylvester, onze chille taxichauffeur, arriveert (met onze tassen is de dalladalla bus geen goed idee) en we afscheid moeten nemen, barst mama Fausta in huilen uit en kunnen wij het ook met moeite drooghouden. Maar we gaan appen! Tijdens de terugrit genoot ik voor de laatste keer intens van het landschap met de ondergaande zon, de geweldige mensen die allemaal naar je lachen en zwaaien, het geluid van koeien en geiten op het land en op de weg en luide Tanzaniaanse muziek in de dorpjes en als laatste van de grote markt in Kisesa waar het altijd en drukte van belang is. We kwamen voor mijn laatste keer aan in Kiota hostel en gingen daarna voor het laatst naar the Cask waar ik een lekkere veggieburger at en we wat biertjes dronken.

Zaterdagochtend namen we afscheid van Louisa, de medewerkster van het hostel die we na vele de weekenden in Mwanza best goed hebben leren kennen. Vervolgens reden e met Sylvester naar het enorme vliegveld van Mwanza waar het vliegtuig wel wat vertraging bleek te hebben. We kletsten wat over onze ervaringen met een Nederlandse vrouw tegen die een week in Geita bij de mijnen had gewerkt door de omstandigheden te inventariseren voor een medische organisatie. Daarna vlogen we en genoot ik voor het laatst van de grote stad Mwanza aan het Victoriameer. Onderweg konden we ook van veel groen genieten en vlogen we langs de imposante en bijna uit het niets oprijzende en alleenstaande Mount Meru, de één na hoogste berg, eigenlijk vulkaan, van Tanzania (4566 meter). Ik kreeg meteen enorm veel zin om een berg te beklimmen, niet zo gek want over minder dan twee weken ga ik proberen de hoogste berg van Afrika te bedwingen, de Kilimanjaro.
Bij aankomst hadden we een soort tweede cultuurshock. Namelijk: Hier zijn toeristen, we zagen er op het vliegveld al meer dan we tot nu toe in totaal hebben gezien! Goede wegen! Westers eten! Men is vaak verbaasd dat we Kiswahili spreken! We namen de shuttlebus van de luchtvaartmaatschappij richting Arusha. De buschauffeur kreeg onderweg een boete voor te hard rijden. Vlak voor Arusha stapten we uit want we hadden een rustig hostel buiten de stad geboekt. Vervolgens met de grote backpacks achter op de pikipiki het bergachtige pad op door het bos, met de hitte fijn dat we geen half uur hoefden te lopen. Nadat we onze tweede echt warme douche in Tanzania hadden gehad liepen we terug naar de hoofdweg. Iedereen probeert hier veel meer in het Engels tegen je te praten onderweg. We namen de dalladalla naar het centrum en stapten en half uur later uit. Twee jongens uit de bus wilden een stuk met ons meelopen want het was al donker. In Mwanza hebben we wel vertrouwen opgebouwd wat betreft de Tanzanianen in het donker. Arusha schijnt meer criminaliteit vanwege de toeristen te hebben dus we zijn at voorzichtiger. Echter, het was druk op straat en er is veel sociale controle, dus we zeiden op een gegeven moment dat ze naar hun eigen afspraak moesten gaan. We zijn daarbij ook wat meer aan het oefenen met het afwijzen van nummers uitwisselen, want tot nu toe is het geen daverend succes gebleken om casual je nummer te geven. We aten bij en Indiaas/Tanzaniaans straattentje welke we als tip hadden gekregen. We namen de shared mixed grill en kregen heerlijke kip, beef, naan, Zanzibar pizza en salade. Vervolgens wilden we ergens een biertje drinken. We namen een tuktuk naar een discotheek die verlaten was en reden door naar een lounge die volgens de tuktukchauffeur erg goed was. Dat was echt een saaie rijkeluistent. Dus toen zochten we een taxi naar een andere plek. Die vonden we niet en een andere aardige jongen reed ons gratis in zijn auto naar Cocoriko, een open plek met een soort balkons aan de zijkanten. Hier was gewoon buiten een professionele bokswedstrijd gaande waar veel Tanzanianen aan het kijken waren. Echt superleuk om te zien hoe fanatiek iedereen was. We dronken en paar biertjes met twee jongens. Eén bracht mij terug naar het hostel omdat e taxichauffeur het hostel niet kenden. Dieuwertje ging nog verder stappen.

Zondag probeerde ik na het ontbijt te kort gaan hardlopen maar het was niet zo fijn als in het rustigere Sumve. Er waren veel mensen op de onverharde, steile en rotsachtige weg. Het pad was dus niet fijn, de mensen waren wederom erg lief, maar keken me wel gek aan, wat hun goed recht is. Daarna deed ik krachtoefeningen op de veranda. Vervolgens liepen we naar de hoofdweg en stapten achter op de pikipiki naar Arusha. De wegen zijn stukken beter en het is hier ook echt mooi groen en bergachtig, met mount Meru overal in de stad op de achtergrond. In Arusha was helaas veel gesloten op zondag dus ik kon geen spullen kopen die ik nodig had voor het reizen (handdoek, nieuw boek). We lunchten een salade bij een toeristische tent. Daarna namen we de pikipiki terug. Dat werd nog en hele omweg want ze zeiden dat ze ons Banana Hostel kenden, en vervolgens reden we naar een Banana brouwerij ofzo. Het was een hele toer om ze te proberen uit te leggen waar ze heen moesten. Bij het hostel chillde ik wat in de hangmat. We aten met de andere gasten, er was pompoensoep gekookt, rijst en spaghetti met salade en groentesaus. Bovendien was het erg gezellig om met andere reizigers te praten, dan merk je hoe anders het is om te reizen in een land dan om er te verblijven. We hebben de afgelopen weken in Sumve best wat opgestoken van Tanzania. Na het eten gingen we naar bed want morgen zou de wekker om zes uur gaan, en zulke tijden zijn we niet meer gewend.

Op maandagochtend namen we om zeven uur de taxi naar het kleine vliegveld van Arusha. Hier ontmoetten we Thomas, de piloot van Flying Medical service (FMS), en Babu, een clinical officer (semiarts). Met hen zouden we de komende drie dagen naar Maasai dorpjes vliegen in de immense Serengeti-omgeving om daar medische controles uit te voeren. Onze grote tassen konden we kwijt in de container van FMS, we moesten licht pakken voor de komende dagen. Het propellervliegtuigje had plek voor zes personen, wij stegen dus met vier personen en best wat bepakking op. Zo prachtig en een onbeschrijflijk gevoel gaf het vliegen elke keer weer. Allereerst opstijgen aan de voet van Mount Meru, even later de oneindig lijkende groene vlaktes, met af en toe wat landbouwgrond en hutjes. Je vliegt niet hoog, maximaal 400m hoogte, dat betekent dat je alles kunt zien. De dieren, zebra’s, impala’s, gnoes en giraffes zagen we al de eerste dag, maar ook de mensen die naar ons zwaaien terwijl ze hun vee hoeden. Dan het landen terwijl een hele groep mensen in kledij staat te wachten, zwaait en je hartelijk verwelkomt terwijl je de spullen uitlaadt. Elke ochtend en middag vliegen we een naar andere regio. Dat is ongeveer elke keer 30-50min vliegen. Wij doen de zwangerschapscontroles en geven medicatie, indien nodig sturen we de vrouwen door naar de piloot die tien meter verderop vaccinaties zet en kinderen weegt. De dokter behandelt mensen met klachten en wij sturen hem vrouwen met bloedarmoede, meiden van onder de twintig jaar die zwanger zijn, of vrouwen die vijf of meer zwangerschappen hebben gehad. Mensen komen alsnog van best ver, zo was er de eerste ochtend iemand ie 23km had moeten lopen voor zijn kind, maar alsnog te laat was. Ze zijn hier dan heel strikt, want men moet wachten op het vliegtuig, en niet andersom. Op het moment dat je een uitzondering maakt is gebleken dat anderen denken dat dat voor hen ook wordt gedaan. Dat geeft soms wel lastige situaties, maar wij moetendoorvliegen naar het volgende dorp. We zouden in een dorpje in de bush slapen, maar aan het einde van de landingsbaan daar bleken (wederom) kleine stroompalen en prikkeldraad te zijn gezet, dus we konden daar maar net opstijgen. Dit speelde al eerder maar de men had gezegd dat de palen weggehaald waren. We komen hier dus niet meer terug maar slapen op de basis vlakbij Arusha, iets verder vliegen, maar mij hoor je daar niet over klagen. Sowieso vliegen we elke keer eerst laag over de landingsbaan om te kijken naar gaten in de grond, om dieren weg te jagen en om andere onvoorspelbaarheden te zien.
Nadat we op twee verschillende plekken waren geweest voor het werk vlogen we weer terug naar Arusha. We hadden met veertig vrouwen in de middag best door moeten werken en waren best moe van alle indrukken. Thomas liet ons zien aar hij woonde op de mooie en gezellige basis waar ook een school voor lichamelijk gehandicapten zit. Hier kunnen ze achttien maanden lang een opleiding volgen waarna ze terug keren naar hun dorp om te gaan werken. Ook heeft dezelfde eigenaar een eerstelijns medische hulppost opgezet. Het eten was, net als de lunch met zelfgebakken brood (mama Fausta wordt redelijk goed vervangen), heerlijk, zo waren er aardappels, lekkere hamburgers, groenten (broccoli!) en taart met ijs als toetje. We sloten de avond af met een potje regenwormen.

Op dinsdag 25 februari moesten we naar de verste twee dorpen. Bij het eerste dorp is de hut ingestort waar wij normaal gesproken de zwangerschapscontroles in zouden doen. Er is een kleine hut neergezet ter vervanging, maar zonder plek waar de vrouwen kunnen liggen. Om te blijven stimuleren dat ze die hut goed gaan bouwen mochten we dus niet de zwangerschapscontroles doen. In plaats daarvan hielpen we Babu met medicijnen klaar leggen, zwangerschapstesten doen en een tweetal ingreepjes, een incisie in een teenabces van een vrouw (waarbij ik haar met name moest tegenhouden om de dokter te slaan) en een abces in het bovenbeen van een meisje. Er was één man met enorme zwelling van zijn testes dus hij ging mee in het vliegtuig naar Arusha.
Daarna vlogen we weer tien minuten verder om wel de zwangerschapscontroles te doen en kinderen te wegen. Onderweg konden we nog een enorme olifant zien drinken en weg rennen toen we laag langs vlogen. In de Serengeti mag je geen vliegtuigsafari’s doen, maar wij hebben het geluk dat we vanaf deze hoogte alles kunnen zien. In het volgende dorp (eigenlijk zijn het geen dorpen maar is er een hutje dat als verzamelplaats dient) was enorm veel chaos. Er was een oma met een sterk ondervoede baby die het in de bush niet ging overleven. Omdat vrouwen na hun bevalling drie maanden binnen moeten blijven was zij niet meegegaan naar de controle. Daarom moesten we wachten op de moeder van de baby, die zelf nog een kind is. Vervolgens moesten we wachten tot haar vader weer akkoord gaf en geld meegaf om mee terug naar Arusha te vliegen. Tijdens het wachten bleef het hele dorp zich met de situatie bemoeien en om ons heen staan. Dat was best vermoeiend, zeker na een lange dag, maar ook wederom weer interessant om te zien hoe dit soort situaties gaan haha. Het moet voor deze twee patiënten ook een enorm vreemde ervaring zijn om ineens met het vliegtuig naar de grote stad te gaan, maar ze vonden het helemaal niet eng en de baby was super stil. Ze werden op het vliegveld door een verpleegkundige van het ziekenhuis opgewacht en weggebracht. Net zoals gisteren was het eten geweldig, met frietjes en kip. Toetje was natuurlijk het verlies met regenwormen.

Woensdag was alweer de derde en laatste dag Flying Medical Service. Het waren twee korte vluchten. Op de eerste locatie deden wij het onderzoek in een vervallen kerkje ruim twintig vrouwen. Daarna vlogen we door naar het laatste dorp, waar we eerst gingen lunchen onder de vliegtuigvleugel (er was een heerlijke aardappelsalade gemaakt). Er was een soort mannenvergadering bezig bij de hut, maar wij wilden plassen. Er was echter alleen maar maïsveld zonder beschutting, dus we hopen dat het maïs maar goed gaat groeien nu, en dat niemand onze witte bips heeft gezien, op de vrouw die het land aan het bewerken was na. Dit dorp was rustig, we waren vroeg klaar en we vlogen terug naar Arusha. FMS was echt een prachtige ervaring die ik niet had willen missen, waarbij het ook lastig is om te beschrijven wat je allemaal doet, wat je ziet, en wat je erbij voelt omdat zoveel kleine dingen opvallen in dit enorme, prachtige land, met de vele stammen en gebruiken.
We namen afscheid van Babu en Thomas en namen een taxi naar een hostel in het centrum van Arusha. We brachten onze was weg en liepen door de drukke straat naar het postkantoor en de boekenwinkel (waardeloos). We wandelden door naar een eettentje want we hebben al een tijd niet gesport. Het was er verlaten dus we reden met de pikipiki terug richting het hostel om daar wat te eten en drinken in een barretje. Aan de tafel naast ons zaten drie Tanzanianen waar we mee aan de praat raakten, ééntje vroeg of we Nijmegen kenden, hij had zelf in Malden gewoond. Echt heel toevallig en grappig, uiteindelijk werd het een gezellige avond met flink wat biertjes.

Donderdag 27 februari begon met een kater na een rumoerige nacht aan de drukke straat volop toeterende auto’s. Dieuwertje ging sporten, ik sliep uit. We namen de pikipiki naar het centrum, lunchten een salade en reden terug. We wilden naar een ander hostel want het was hier echt te druk. Dus we wilden een taxi naar het een ander hostel. Grappig blijft dat bijna alle taxichauffeurs nooit onze hostels weten te vinden of kennen dus dat wij ze moeten navigeren, maar dat er altijd nog minstens vier mensen omheen staan die mee gaan kijken op mijn kaartje waar we heen moeten, terwijl wij allang duidelijk hebben hoe we moeten rijden. Het hostel bleek wel echt heel fijn, rustig en met zwembad, gastvrije mensen en heerlijk eten.

3 Reacties

  1. Geert Hegge:
    28 februari 2020
    Jeetje Britt,wat kan jij goed je verhaal opschrijven.
    Ik gok zo ,dat dit niet je laatste avontuur is....
    Veel plezier nog en succes met het beklimmen!
  2. Marian:
    29 februari 2020
    Tranen biggelen over mijn wangen bij eerste deel over wat je allemaal gaat missen, ik begrijp je helemaal lieve Brittje, blij je weer te knuffelen de 11e maart in Tanzania! Xxx
  3. Angela:
    1 maart 2020
    Heel veel succes met klimmen van de berg gaaf hoor !